Het aantal patiënten met voedselallergie groeit nog altijd. Een deel hiervan is te verklaren door genetische factoren, maar de vraag is welke andere factoren bijdragen aan sensitisatie voor allergenen in kleine kinderen. Is er een manier om voedselallergie te voorkomen door een ander dieet van moeder of kind? Een recent artikel kijkt naar studies over preventie.
Er zijn al verschillende onderzoeken gedaan om vast te stellen of bepaalde omgevingsfactoren de kans op voedselallergie bij jonge kinderen kunnen vergroten of verkleinen. Kunnen bijvoorbeeld een schone of juist 'vieze' omgeving, borstvoeding of geen borstvoeding, het wel of niet volgend van een dieet door moeder en/ of kind, en sensitatie via de huid het ontstaan van allergie beïnvloeden?
Om te leren hoe allergie kan worden voorkomen, kunnen we kijken naar drie vormen van preventie:
- eerstegraads preventie, waarbij wordt geprobeerd IgE-sensitisatie te voorkomen
- tweedegraads preventie, waarbij de ontwikkeling van voedselallergie in IgE-gesensitiseerde kinderen een halt toe wordt geroepen
- derdegraads preventie, waarbij allergische reacties in voedselallergische kinderen worden verminderd.
Een review-artikel van Du Toit et al. in het Journal of Allergology en Clinical Immunology kijkt naar de eerste vorm van preventie. Wat zeggen recente studies hierover, en welke conclusies kunnen we daaruit trekken?
Enkele van de onderzochte ideeën over het onstaan van voedselallergie waren:
- Sensitisatie voor allergenen door de huid. Studies wijzen op hogere kans op allergische reacties bij muizen (en kinderen) die aan allergenen worden blootgesteld via beschadigde huid, bijvoorbeeld bij ernstig atopisch eczeem in de eerste zes levensmaanden. Kinderen die voor eczeem behandeld waren met pinda-olie, hadden later vaker een pinda-allergie. Ook vochtige babydoekjes en het te vaak wassen van baby's zouden de huid gevoeliger kunnen maken voor allergenen. Meer en grootschaliger onderzoek is nog nodig om vast te stellen wat we met deze bevindingen kunnen doen.
- Blootstelling op jonge leeftijd aan allergenen in huisstof. Eén studie wees erop dat kinderen uit een huishouden waar veel pinda werd geconsumeerd en waar ook pinda in het huisstof werd aangetroffen, later meer kans hadden een pinda-allergie te ontwikkelen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren via een beschadigde huid (zie punt hierboven).
- Dieet van de moeder voor en na de bevalling. Ondanks dat er een aantal studies zijn gedaan, is er maar weinig bewijs gevonden dat het dieet van moeders tijdens de zwangerschap en borstvoeding invloed heeft op het ontstaan van allergie bij haar kindje. Sommige studies toonden wel een relatie tussen pindaconsumptie door de moeder en pinda-allergie bij het kind, maar daarin werd pindaconsumptie in het huishouden (zie punt hierboven) niet meegenomen. Studies kunnen ook niet met zekerheid aantonen of het geven van borstvoeding kinderen meer of minder allergisch maakt. Wanneer de moeder een dieet volgt zoals het vermijden van koemelk, eieren of pinda worden er soms effecten aangetoond op de sensitisatie voor deze allergenen bij kinderen (en het ontstaan van eczeem of astmatische klachten), maar op de lange termijn is er geen significant verschil tussen het aantal kinderen met of zonder een voedselallergie vergeleken met een controlegroep.
- Dieet van jonge kinderen: langzame introductie potentiële allergenen. Wanneer kun je het beste een bepaald voedingsmiddel introduceren, zodat de kans op IgE-sensitisatie wordt verminderd? Een studie naar introductie van vis vond geen verschillen tussen vroeg of laat beginnen. Bij koemelk zou vroege introductie wel een verschil kunnen maken (=minder allergie) en bij pinda bleek dat Israëlische kinderen (die relatief veel pinda eten) tien keer minder vaak allergisch voor pinda waren dan Britse kinderen. Ook vroege introductie van kleine beetje ei zou de kans op ei-allergie kunnen verminderen. De LEAP-studie naar pinda-introductie gaf aan dat het risico op ernstige allergische reacties op pinda kan worden verminderd door vroege introductie bij kinderen met een hoog risico op allergie. De EAT-studie onderzocht voedselallergie op vergelijkbare manier bij kinderen uit de algemene populatie; hoewel de resultaten niet overal significant zijn, lijkt er toch een vermindering van pinda- en ei-allergie zichtbaar. Methodologische en praktische problemen, zoals het streng houden aan het dieet, staan soms effectieve conclusies in de weg.