Op 24 mei 2016 promoveerde mw. dr. F.C. van Erp aan de Universiteit Utrecht op het proefschrift getiteld: ‘Diagnosing food allergy in children, peanuts?’. Daarin gaat ze onder andere in op het voorspellen van de uitkomsten van voedselprovocaties, met als doel deze waar mogelijk niet te hoeven uitvoeren.
In de proefschriftbespreking staat dat 'Het hebben van een voedselallergie een negatieve invloed [heeft] op de kwaliteit van leven,' vooral als gevolg van ernstige (anafylactische) reacties en uitgebreide eliminatiediëten. Daarom is het belangrijk met diagnostiek zo precies mogelijk aan te tonen waarvoor een persoon allergisch is. Ook al tonen patiënten IgE-sensibilisatie bij een huidpriktest, dan nog moet met een dubbelblinde voedselprovocatietest vastgesteld worden of ze daadwerkelijk klachten ondervinden van het voedingsmiddel.
Maar voedselprovocaties bij kinderen kunnen belastend zijn en duur. Ook is het moeilijk een diagnose te stellen op basis van subjectieve klachten zoals buikpijn of jeuk. Daarom is een componententest, waarbij het bloed wordt getest op specifieke componenten van een bepaald allergeen voedingsmiddel, een uitkomst. Uit het onderzoek uitgevoerd door mw. dr. F. C. van Erp blijkt dat na een bloedonderzoek en basofiele activatietest (BAT) bij 80% van de deelnemende kinderen met zekerheid kon worden voorspeld of zij een pinda-allergie hadden of niet.
"[..] alle kinderen met een sIgE tegen Ara h2 < 0,1 kUA/L waren tolerant voor pinda, daarentegen waren alle kinderen met een sIgE tegen Ara h2 > 5 kUA/L allergisch voor pinda." Daarmee kan een provocatie dus worden voorkomen. "Bij kinderen met een sIgE tegen Ara h2 < 0,1 kUA/L zou dit betekenen dat zij pinda thuis kunnen introduceren (onder poliklinische begeleiding). Bij kinderen met een sIgE tegen Ara h 2 > 5 kUA/L zou een eendaagse verum provocatietest (ter bepaling van de ernst van de reactie) voldoende zijn."
De ernst van een allergische reactie op pinda kon met deze methode niet worden aangetoond.
Na het vaststellen dat er geen sprake is van een pinda-allergie, moeten patiënten goed worden begeleid bij het herintroduceren van pinda's in hun dieet. Poliklinische opvolging van geteste patiënten is erg belangrijk om te voorkomen dat mensen een voedingsmiddel onnodig blijven vermijden.
Voor de proefschriftbespreking, klik hier >
Lees ook de nieuwste versie van ons blad Allergie & Voeding voor een uitgebreid interview met mw. dr. Francine van Erp!