Door vloeibare in plaats van geharde margarine te gebruiken blijft de bodem zacht (en is hij dus niet krokant, wat voor het mondgevoel wat prettiger zou zijn), maar de smaak is evengoed prima! 

Snijd het vanillestokje in de lengte door en schraap het merg eruit. Breng in een pan met een dikke bodem de 'melk' met het vanillemerg én de twee halve vanillestokjes, 100 gram suiker, citroenrasp en zout aan de kook en voeg de rijst toe. Draai het vuur laag en laat het mengsel onder regelmatig roeren in circa 20 minuten tot een dikke pap gaar koken. 
Verwarm de oven voor op 175°C. Kruimel de biscuits fijn. Smelt margarine met kaneel in een pannetje (niet bruin laten worden!) en meng dit door de koekkruimels. Trek de bodem van een springvorm van 24 cm doorsnee over op bakpapier. Knip de cirkel uit en leg op de bodem van de vorm. Vet de zijkant van de vorm in met wat olie. Verdeel de kruimelmassa over de met bakpapier beklede bodem en druk goed aan. Klop nu met een mixer de cuisine met 2 eetlepels suiker en de slagroomversteviger iets op. Verwijder de halve vanillestokjes uit de rijstepap, schep er het cuisinemengsel door en verdeel over de kruimelbodem. Bak de taart zo’n 30 minuten in het midden van de oven. Laat in de springvorm op een rooster afkoelen en maak de zijkant voorzichtig los met een houten prikker of een mes. Wanneer de taart is afgekoeld: week een blaadje gelatine 5 minuten in ruim koud water. Breng in een pannetje het citroensap met 40 gram suiker en eventueel wat saffraan aan de kook en roer tot de suiker is opgelost. Haal van het vuur, verwijder de saffraan, knijp de gelatine goed uit en roer door het sap tot het helemaal is opgenomen. Laat de citroensiroop wat afkoelen en giet over de taart, zodat de gehele bovenkant wordt bedekt. Nu nog minstens twee uur laten opstijven in de koelkast, maar liever nog een nacht, en smullen maar!